U kent die gesprekken wel. Meestal in het weekeinde. Op een regenachtige zondagmiddag. Of op een zwoele zaterdagavond. Momenten waarop het al zo vaak uitgestelde onderwerp – de verbouwing – definitief op tafel komt. Niet zelden voorafgegaan door de retorische vraag: ‘moeten we nu toch niet eens…’
Het vormt de inleiding voor een sfeer die ergens lijkt op de voorpret rondom een aantrekkelijke vakantie-brochure. Met op de achtergrond echter ook een stemmetje dat waarschuwt voor naderend onheil. Omdat ‘verbouwen’ niet alleen geld kost, maar ook te boek staat als ‘energy drain’. Ontleend aan eerdere ervaringen uit het verleden, of door overlevering van vrienden en bekenden.
Met als tragische bijkomstigheid, dat daarbij één element vrijwel nooit bewust wordt besproken: een begeleidend architect. En de reden? Heeft vooral te maken met een hardnekkig cliché: ‘da’s iets voor rijke mensen die een nieuwe villa willen laten bouwen. Niet iets voor gewone particulieren en de verbouwing van hun huis’. Maar de schijn bedriegt. Zeker anno 2016.
De wereld van architecten is de laatste jaren namelijk behoorlijk door elkaar geschud. Niet in de laatste plaats omdat er maar weinig sectoren in de Nederlandse economie zijn – met een banenverlies van naar schatting 50% van het totaal (!) – die meer zijn geraakt door de crisis dan de architectenbranche. Dus zijn architecten op zoek gegaan naar nieuwe mogelijkheden, maar nieuwe toegevoegde waarde. En het is niet verwonderlijk dat ook ‘de particuliere verbouwing’ daarbij in beeld is gekomen.
En dat laatste is nog logisch ook. Want architecten zijn bij uitstek in staat een project als geheel in beeld te houden. Zij weten bovendien wat kwaliteit is, zijn creatief, hebben oog voor detail en zijn het gewend om de operationele kant van het werk – de bouwondernemingen – aan te sturen. In die zin is het dus niet zo verwonderlijk dat sommige architecten de particuliere verbouwing als een nieuw werkterrein hebben ontdekt. Maar dan is er nog steeds dat eerdergenoemde cliché, mede gebaseerd op de vooringenomenheid dat het inschakelen van een architect veel geld kost.
Maar ook daar heeft de nieuwe wereld – er is sinds het begin van de crisis echt veel meer veranderd dan menigeen denkt – een antwoord op geformuleerd. De architect heeft zichzelf de rol van ketenregisseur aangemeten. Met als gevolg dat de verbouwing van een woonhuis niet langer bestaat uit een aantal zelfstandige onderdelen, fasen en uitdagingen, maar uit één geïntegreerde aanpak. Met als leuke bijkomstigheid dat de kosten van een (ingrijpende) verbouwing van een woonhuis hierdoor, dus inclusief een begeleidende architect, even hoog of laag zijn als bij een traditionele aanpak. Dit naast de toegevoegde waarde die een architect sowieso meeneemt: het in overleg creëren en letterlijk inzichtelijk maken van de beste oplossingen.
Daarmee is feitelijk een nieuwe werkelijkheid ontstaan. Voorbij het cliché en voorbij het imago van verbouwingen. Want wat blijkt: in deze aanpak voelen ook de goede bouwondernemingen zich bijzonder thuis. Omdat zij zich niet meer bezig hoeven te houden met de klantbegeleiding en zij zich geheel kunnen richten op een zo efficiënt mogelijk bouwproces. Dus is er zelfs sprake van een win-win-win. De architect is blij mijn zijn/haar nieuwe rol en toegevoegde waarde, voor de particuliere opdrachtgever is een verbouwing geen hoofdpijntraject meer en bouwondernemingen kunnen doen waar zij goed in zijn. En dat is goed nieuws op een moment dat de hypotheekrente historisch laag staat en er – dus – alle reden is om die regenachtige zondagmiddag of (de komende zomer) zwoele zaterdagavond te besteden aan dat al zo vaak uitgestelde onderwerp: de verbouwing.